Wat is de betekenis van vooruitgaan?

2025-11-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vooruitgaan

(is vooruitgegaan), 1. (met dat.) vóór het genoemde gaan : hij ging de stoet vooruit; — ook abs.: hij ging vooruit; 2. eerder, enige tijd van te voren gaan : mijn broeder is vast vooruitgegaan; 3.voorwaarts gaan : langzaam ging de trein vooruit; 4.vorderingen maken : met het leren vooruitgaan; &mda...

2025-11-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vooruitgaan

vooruitgaan - Werkwoord 1. ergatief naar voren gaan 2. ergatief vooruitgang boeken, vorderingen maken 3. enige tijd van tevoren gaan Woordherkomst samenstelling van vooruit(bijwoord) en gaan(werkwoord) Verwante begrippen opschieten, vlotten, voortbewegen, vooruitkomen, vorderen, veld winnen

2025-11-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vooruitgaan

vooruitgaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: voor-uit-gaan 1. eerder gaan dan de anderen ♢ ik ga alvast vooruit hoor! 2. in voorwaartse richting gaan ♢ we gingen maar langzaam vooruit in de r...

2025-11-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vooruitgaan

vooruitgegaan, welvarend word; verbeter, vorder; eerste gaan.

2025-11-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vooruitgaan

v., foarútgean; (vorderen), eine; in zaken goed —, goed streek meitsje; ergens financieel bij —, earne better fan wurde.

2025-11-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vooruitgaan

ging voort, is vooruit'gegaan: 1. voor een ander uitgaan, vooropgaan: de stadsbode ging vooruit; 2. voorwaarts gaan, vorderen: je moet wat meer vooruitgaan; 3. beter worden, herstellen; in betere conditie komen; in bloei toenemen: de zieke gaat wezenlijk vooruit; zijn zaken gaan langzamerhand vooruit.

2025-11-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vooruitgaan

(vo:r'uit) (ging vooruit, is vooruitgegaan) 1. voorwaarts gaan. 2. vóór een ander uitgaan : mijn broeder zal vast in de dienst. 3. vorderingen maken : met het leren -. 4. beter worden : de zieke gaat vooruit. 5. in bloei toenemen : zijn zaken gaan vooruit.

2025-11-17
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Vooruitgaan

Werkwoord: vooruitgaan, voorkomen, vooruitkomen, voorttreden, voortgaan, voortschrijden, vooruittreden, voortstappen, vooruitstappen, vooruitkruipen, vooruitsluipen, avanceren, vorderen, doorrukken. Causatief: vooruitdrijven, vooruitjagen, voortdrijven, voortjagen, voortzwepen.

2025-11-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vooruitgaan

(is vooruitgegaan), 1. vóór het genoemde gaan: hij ging de stoet vooruit; hij ging vooruit; 2. eerder, enige tijd van tevoren gaan: mijn broer is vast vooruitgegaan; 3. voorwaarts gaan: langzaam ging de trein vooruit; 4. de zieke gaat vooruit; in bloei toenemen: de zaken gaan vooruit; wij zijn er niet op vooruitgegaan.

2025-11-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VOORUITGAAN

VOORUITGAAN - vroeger, voor een ander uitgaan : mijn broeder is vast vooruitgegaan; met het leeren vooruitgaan, vorderingen maken; (fig.) vorderen; de zieke gaat vooruit, neemt langzaam in beterschap toe; in bloei toenemen : de zaken gaan vooruit.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-17
Prisma NL Sranantongo

Unieboek | Het Spectrum (2025)