Vooruitgaan
(is vooruitgegaan), 1. (met dat.) vóór het genoemde gaan : hij ging de stoet vooruit; — ook abs.: hij ging vooruit; 2. eerder, enige tijd van te voren gaan : mijn broeder is vast vooruitgegaan; 3.voorwaarts gaan : langzaam ging de trein vooruit; 4.vorderingen maken : met het leren vooruitgaan; &mda...