Wat is de betekenis van voorbijgaan?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

voorbijgaan

(16e eeuw) (euf.) sterven. • Ook euphemistische benamingen zijn dikwijls woorden, die in eene engere beteekenis worden opgevat dan die, welke zij gewoonlijk hebben. Zoo beteekent schalk thans schelmsch kind, in het Middelnederlandsch echter een laag persoon of ploert. Overlijden is oorspr. ‘voorbijgaan’, inslapen beteekent ook than...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

voorbijgaan

voorbijgaan - Werkwoord 1. ergatief langs een bepaald punt gaan Dezelfde fietser ging opnieuw voorbij. 2. ergatief tot verleden gaan behoren Die tijd is voorgoed voorbijgegaan. 3. (inerg) niet in beschouwing nemen ...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

voorbijgaan

voorbijgaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: voor-bij-gaan 1. langs iemand of iets gaan ♢ we zagen Theo voorbijgaan 1. ergens aan voorbijgaan [er geen aandacht aan schenken] ...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorbijgaan

v., foarbygean; (van tijd), omgean, forstrike; (van pijn), oerbetterje; iets laten —, eat forsitte; iets aan zijn neus zien —, earne by troch reitsje; in het —, yn ’e gong, yn ’e flecht wei.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorbijgaan

(is voorbijgegaan), 1. langs iemand of iets heengaan (al of niet ook met de gedachte aan vóór komen), passeren: er gaat een tram voorbij; ik kwam er juist voorbij; het andere schip voer sneller en ging ons voorbij; iem. voorbijgaan, ook fig., geen acht op hem slaan, of hem niet bedelen; dat gaat uw neus voorbij, daar kri...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorbijgaan

ging voorbij, i. voorbijgegaan (eig. ergens langs gaan; passeren): iem., een huis voorbijgaan (niet: aan iem., een huis voorbijgaan); het uur, het leed zal wel voorbijgaan; iets met stilzwijgen voorbijgaan; hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan; fig. een gelegenheid laten voorbijgaan, ongebruikt laten; iem. bi...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorbijgaan

(vo:r'bij) (ging voorbij, is voorbijgegaan) 1. gaan langs en verder, passeren: iemands huis -; iets, een gelegenheid laten -, ongebruikt laten; in het -, terloops. →: dominee, huis, neus, stilzwijgen. 2. niet in aanmerking nemen : iemand bij een benoeming -.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Voorbijgaan

Werkwoord: voorbijgaan, langsgaan, voorgaan, voorbijkomen, voorbijtrekken, voorbijmarcheren, voorbijstapperi, voorbijwandelen, voorbijkruipen, voorbijsluipen, voorkruipen, voorsluipen, passeren. Naamwoord: voorbijganger, -ster, passant. Causatief: voorbijdrijven, voorbijjagen.