Wat is de betekenis van vijs?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vijs

v. (vijzen), (Zuidn.) 1. schroef; — ook moer: — een vijs los hebben, niet goed wijs zijn ; 2. sergeant (2.).

2025-07-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

vijs

schroef. schroef. Voorbeelden: Ten eerste zoveel mogelijk verpakking vermijden. Het sprekendste, slechte, voorbeeld is de verpakking op karton met blister van bij voorbeeld kleine voorwerpen zoals nagels, vijzen, moeren, naalden. De Standaard, 1995

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

vijs

(1950) (Vlaanderen, schroef) (inf.) mannelijk geslachtsdeel. • Vijze. 0. Mannelijke roede. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vijs

vijs - Zelfstandignaamwoord 1. Belgische woord voor schroef in de betekenis van ijzeren staafje of kegeltje met schroefdraad dat gebruikt wordt om voorwerpen vast te maken. Te koop: muurhaken,nagels,vijzen en pluggen. vijs - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordig...

2025-07-16
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

vijs

schroef Er is veel vraag naar outdoor living van Brustor. Een West-Vlaams bedrijf dat kwaliteit biedt en aandacht heeft voor esthetiek. Zo is bij deze tuinkamers geen enkele vijs te zien. (De Streekkrant) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 5

2025-07-16
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

vijs

schroef. Er zit een vijsje bij hem los. Ook als werkwoord: vijzen / vees / gevezen

2025-07-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

vijs

(de, vijzen) schroef. Ik moest alleen lichtwerk verzetten, hier een vijs en daar een moer, geen zware toestanden. - DS, 01-07-2002. - er is een vijs los bij hem, hij heeft ze niet alle vijf (op een rijtje), hij is niet goed snik zie zot.

2025-07-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vijs

1. Schroef, ook: stelschroef; soms bep.: moer; een vijs los hebben, niet goed snik zijn, niet goed wijs zijn, gek zijn enz.; iem. een vijs opdraaien e.d., iem. iets wijsmaken, iets op de mouw spelden; de vijzen aanspannen e.d., de schroeven aandraaien, ook oneig.: met meer kracht optreden Broos peinst dat er bij Kobeke een vijs...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vijs

v. vijzen (Z.-N. schroef).