Wat is de betekenis van VERWILDERD?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verwilderd

bn. bw. (-er, -st), 1. weder wild, woest geworden: een verwilderde tuin, hond-; dit als sierplant gekweekte gewas komt verwilderd ook in de natuur voor; 2. in het wild opgegroeid, tuchteloos: verwilderde kinderen; 3. geheel uit zijn fatsoen of van streek gebracht: er verwilderd uit zien ; met verwilderde haren : verwil...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verwilderd

verwilderd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van verwilderen

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

verwilderd

verwilderd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ver-wil-derd 1. als in de vrije natuur ♢ de tuin van oma is inmiddels helemaal verwilderd 2. in het wild opgegroeid ♢ de verwilderde kat blies agres...

2025-07-14
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

verwilderd

bn. bw., 1. wild, onverzorgd, onordelijk. Ga een hemd ( ) dragen ( ). Je ziet er verwilderd uit (van Mulier1972:43). 2. losgeslagen, zedeloos. Roy sloeg linksaf. Hij wandelde nog wat door de buurt, kwam op een gegeven moment langs bij ‘het kamp voor verwilderde meiden’, langs het grote buro van Openbare gezondheidszorg (Cairo 1977: 27)....

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

verwilderd

bn., bw. (woest, wild geworden; ruw): een verwilderde kampoenghond; verwilderd struikgewas, d. i. ineengegroeide ranken; deze kinderen zijn geheel verwilderd, kennen geen tucht; een verwilderde blik, wild; verwilderd kijken.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERWILDERD

VERWILDERD - bn. (-er, -st), wild, woest geworden (van land enz.): een verwilderde tuin; —, bn. bw. (lig.) woest, losbandig : verwilderde kinderen; er verwilderd uitzien; met verwilderde haren. VERWILDERDHEID, v.