Wat is de betekenis van vastpakken?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vastpakken

vastpakken - Werkwoord 1. (ov) iets of iemand grijpen en vasthouden Hij had het kind stevig in zijn armen vastgepakt.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vastpakken

vastpakken - regelmatig werkwoord uitspraak: vast-pak-ken 1. met vingers, handen, tanden, etc. vastnemen ♢ hij pakte de winkeldief vast en belde de politie Regelmatig werkwoord: vast-pak-ken ik pak vast (... ik va...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vastpakken

1. (Iem., iets) vastgrijpen, beetpakken; - in ’t bijz.: (iem.) ruw vastgrijpen; - vand. ook: (op)pakken, arresteren, gevangennemen. Een luid gejuich brak los als de dikke boteropkoper het kleinste strooiken trok. Maar de dikke boer ging lopen. ‘Pak hem vast!’ riep Pallieter, TIMMERMANS 1966, 65. 2. (Iem.) een standje geven, onder...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vastpakken

(pakte vast, heeft vastgepakt), vastgrijpen, vastnemen; aanpakken.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vastpakken

(pakte vast, heeft vastgepakt) vastgrijpen.