vastpakken
vastpakken - Werkwoord 1. (ov) iets of iemand grijpen en vasthouden ♢ Hij had het kind stevig in zijn armen vastgepakt.
Wiktionary (2019)
vastpakken - Werkwoord 1. (ov) iets of iemand grijpen en vasthouden ♢ Hij had het kind stevig in zijn armen vastgepakt.
Muiswerk Educatief (2017)
vastpakken - regelmatig werkwoord uitspraak: vast-pak-ken 1. met vingers, handen, tanden, etc. vastnemen ♢ hij pakte de winkeldief vast en belde de politie Regelmatig werkwoord: vast-pak-ken ik pak vast (... ik va...
Walter De Clerck (1981)
1. (Iem., iets) vastgrijpen, beetpakken; - in ’t bijz.: (iem.) ruw vastgrijpen; - vand. ook: (op)pakken, arresteren, gevangennemen. Een luid gejuich brak los als de dikke boteropkoper het kleinste strooiken trok. Maar de dikke boer ging lopen. ‘Pak hem vast!’ riep Pallieter, TIMMERMANS 1966, 65. 2. (Iem.) een standje geven, onder...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: