Wat is de betekenis van vaccineren?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vaccineren

(vaccineerde, heeft gevaccineerd), (<Fr.), inenten met koepokstof, de koepokken inenten; — (bij uitbr.) met een vaccine inenten tegen een bep. ziekte.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vaccineren

vaccineren - Werkwoord 1. (ov) een injectie met een vaccin geven De gezondheidsdienst vaccineert kinderen tegen meningokokken. Woordherkomst Naamwoord van handeling van het Franse vacciner (met het achtervoegsel -eren) Afgeleid van vaccin met het achtervoegsel -eren. Synonieme...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vaccineren

vaccineren - regelmatig werkwoord uitspraak: vac-ci-ne-ren 1. een stof in zijn lichaam spuiten, waardoor hij een bepaalde ziekte niet krijgt ♢ om te voorkomen dat ze ziek worden, zijn deze mensen gevaccineerd Regelmatig werkwoord: vac-ci-ne...

2025-07-15
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Vaccineren

ww [Fr. vacciner] 1 (oorspr.) inenten met koepokstof; 2 (alg.) inenten met een entstof.

2025-07-15
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Vaccineren

inenten

2025-07-15
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Vaccineren

met koepokstof inenten.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vaccineren

v., (yn)intsje.