Wat is de betekenis van uitschot?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitschot

o. (-ten), 1. het uitschieten, inz. v.d. wind; 2. uitgeschoten, uitgegeven geld, verschot: licht vindt gij, eer het werk verjaart, uw uitschot dubbel ingespaard (Staring); 3. het uitgezochte, t.w. het slechte, onbruikbare dat afgezonderd is van het goede, en vandaar zoveel als bocht: uitschot van sigaren ; uitschot van ’t men...

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

uitschot

(2005) (Amsterdam, politie) plaats waar een kogel het doel verlaat. • (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitschot

uitschot - Zelfstandignaamwoord 1. personen van laag allooi Wat een uitschot is dat, zeg! 2. datgene wat afvalt bij een sortering naar kwaliteit, met name bij papierproductie 3. (visserij) het deel van de visvangst dat weer teruggeworpen wordt 4. kosten betaald voor opgevraagde informatie...

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitschot

uitschot - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-schot 1. slecht volk, slechte mensen ♢ die tasjesdieven beschouw ik als uitschot Zelfstandig naamwoord: uit-schot het uitschot Synoniemen gespuis, geteis...

2025-07-16
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

uitschot

slecht, gemeen volk. Eigenlijk: afval, bocht, hetgeen onbruikbaar en overtollig overblijft (na bewerking). Syn.: tuig van de richel; vee van Laban.Omgekeerd het personeel dat naar Coroni en Nickerie ging, was over ’t algemeen uitschot, althans niet van ’t beste gehalte. (C. van Schaick, De Manja. Familie-tafereel uit het Surinaamsche vo...

2025-07-16
Reclame woordenboek

Frans van Lier (1987)

Uitschot

Totaal aan misdrukken die een drukgang of een oplage heeft opgeleverd; een drukker kan zich een bepaald percentage uitschot permitteren voordat de opdrachtgever mag protesteren (meestal vijf procent).

2025-07-16
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

uitschot

koopwaar waaraan een kleinigheid mankeert. Overdrachtelijk: dieven en moordenaars zijn het uitschot der maatschappij.

2025-07-16
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Uitschot

zie Misbaksels.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitschot

s.n., útskot (it), -skaeisel (it), -skiftsel (it), ôfeart (it), wrakguod (it).