Wat is de betekenis van uitoefenen?

uitoefenen - Werkwoord 1. (ov) in praktijk brengen ♢ Hij oefende daarmee een recht uit waar nog zelden gebruik van gemaakt was. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en oefenen(werkwoord)

uitoefenen - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-oe-fe-nen 1. het in de praktijk brengen ♢ welk beroep oefent hij uit? 2. het hebben en gebruiken ♢ deze leraar oefent veel invloed op zijn leerli...

Uitoefenen - gebruik maken van zijn recht te kopen of te verkopen.

uitoefenen - Het kopen of verkopen tegen de uitoefenprijs van de onderliggende waarde van een optiecontract door de optiehouder. Een optiecontract geeft de houder het recht om de onderliggende waarde gedurende een bepaalde tijd tegen een bepaalde prijs te kopen of te verkopen. Uitoefening van opties die in Amsterdam worden verhandeld is te allen ti...

v., útoefenje.

...

(oefende uit, heeft uitgeoefend), 1. bedrijven, in practijk brengen: een kunst, een ambacht uitoefenen; de praktijk uitoefenen, als geneesheer werkzaam zijn; 2. oefenen (wat eig. de voorkeur verdient maar weinig meer gehoord wordt), van zich doen uitgaan, doen gelden : invloed, macht, gezag, druk, kracht uitoefenen; — een rec...

oefende uit, h. uitgeoefend (1 een bedrijf, beroep, ambt in praktijk brengen; 2 van zich doen uitgaan): 1. een bedrijf uitoefenen; hij oefent het ambacht van smid uit; 2. critiek, macht, gezag, invloed uitoefenen.

(’uit) (oefende uit, heeft uitgeoefend) 1. in praktijk brengen : een kunst, een ambacht -. Syn. → beoefenen. 2. van zich doen uitgaan : gezag, invloed, macht -. 3. doen gelden : een recht -.