tweevoud
...
Wiktionary (2019)
tweevoud - Zelfstandignaamwoord 1. een veelvoud van twee ♢ Ik wil dit graag in tweevoud hebben. 2. een grammaticale vorm die weergeeft dat er twee zelfstandigheden bedoeld worden ♢ Het tweevoud komt nog maar weinig voor. tweevoud - Bijvo...
Muiswerk Educatief (2017)
tweevoud - zelfstandig naamwoord uitspraak: twee-voud 1. tweemaal zo veel van iets ♢ u moet deze aanvraag in tweevoud inleveren 2. getal dat door twee gedeeld kan worden ♢ veertien is het tweevo...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. zn. o. (-en), 1. het dubbele: het tweevoud van 6 is 12; — in tweevoud, in duplo, in twee exemplaren; 2. getal deelbaar door twee. II. bw., tweevoudig.
Jozef Verschueren (1930)
('twe:) o. (-en) iets dat twee keer zo groot is als iets anders nl. 1. dubbel: het van 3 is 6. 2. getal deelbaar door twee: zes en vier zijn -en.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: