triomferen
triomferen - Werkwoord 1. (inerg) de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren ♢ Er werd die dag getriomfeerd. Woordherkomst afgeleid van het Franse triompher (met het achtervoegsel -eren)
Wiktionary (2019)
triomferen - Werkwoord 1. (inerg) de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren ♢ Er werd die dag getriomfeerd. Woordherkomst afgeleid van het Franse triompher (met het achtervoegsel -eren)
Muiswerk Educatief (2017)
triomferen - regelmatig werkwoord uitspraak: tri-om-fe-ren 1. een overwinning behalen ♢ ze triomfeerden over hun tegenstanders Regelmatig werkwoord: tri-om-fe-ren ik triomfeer jij/u trio...
Hans Heestermans (1977)
triomferen - copuleren; eig. ‘de overwinning vieren’; vervolgens ‘feestvieren; pretmaken’ (vgl. vreugde en rage). Adieu, mijn dubbel vel!'(= slet, H.) doen ie met haer triumpheerde en vraechde ic niewers na. Si paeiter so vele met haren valschen monde, Antw. Liedb. (ed. vox FALLERSLEBEN) 47 [1544].
Van Dale Uitgevers (1950)
(triomfeerde, heeft getriomfeerd), (<Fr.), 1. een zegepralende intocht houden; 2. zegevieren, zegepralen: over zijn vijanden, hartstochten triomferen; 3. zich gedragen als iem. die een overwinning behaald heeft.
M. J. Koenen's (1937)
getriomfeerd; (Fr.-Lat. triumphare): zegepralen, zegevieren, een triomftocht houden: over zijn vijanden triomferen.
Jozef Verschueren (1930)
('fe:rɘn) (triomfeerde, heeft getriomfeerd) 1. zegepralen, zegevieren : over zijn vijanden, zijn hartstochten -. 2. een triomftocht houden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: