Wat is de betekenis van trien?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

trien

truttige vrouw. lompe, truttige, of onnozele vrouw. Voorbeelden: Iedereen zegt dat je stinkt. Iedereen vindt jou een koe. Een trien. Een trut. Kristien Hemmerechts, Alle verhalen, 2001

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trien

1) (1950) (Vlaanderen, euf. of sch.) vrouwelijk geslachtsdeel. • Triene. Vrouwelijk schaamdeel. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950) 2) (19e eeuw) (pej.) vrouw; meer bepaald een sullige, onnozele of lompe vrouw. Een meer neutrale betekenis is: beminde, echtgenote. • Een trouwlustig juffertje heet bij Breero (Sym...

2024-04-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Trien

Zie Catharina

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

trien

(meestal in combinatie met bijvoeglijke naamwoorden als domme, onnozele, vuile enz.) domme, sullige vrouw. Verkorting van de vrouwennaam Catharina. Vgl. trees.Malle meid, malle Trien. (Carry Van Bruggen, Eva, 1927) Dan hebt u minder de tijd om te bidden, uit de klei getrokken trien, want dat bent u! (L.F. Celine, Reis naar het einde van de nacht....

2024-04-29
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Trien

v -> Catharina (Noord-Holl.).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trien

meisjesnaam, uit Katrien, Catharina; — als zn. v. (-en), (oneig.) plompe meid.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Trien

(tri:n) v. (-en; -tje, -eken) 1. → Catharina. 2. trien, plompe meid.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)