Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

trien

betekenis & definitie

(meestal in combinatie met bijvoeglijke naamwoorden als domme, onnozele, vuile enz.) domme, sullige vrouw. Verkorting van de vrouwennaam Catharina.

Vgl. trees.Malle meid, malle Trien. (Carry Van Bruggen, Eva, 1927)

Dan hebt u minder de tijd om te bidden, uit de klei getrokken trien, want dat bent u! (L.F. Celine, Reis naar het einde van de nacht. Vertaling E.Y. Kummer, 1968)

Die trien is er ook weer. (Cees Buddingh, De avonturen van Bazip Zeehok, 1969)