Wat is de betekenis van tist?

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tist

(1950) (Vlaanderen, Barg.) Belgische frank. • Tist. Vijftig ·tisten, zoveel kan mijn bruine niet trekken: Vijftig frank, zoveel heb ik niet in mijn geldlbeurs. Ik heb een oude boer gekend te Nieuwkerken (Waas), die telkens hij zijn linnen geldbeurs bovenhaalde, zijn lijfspreuk er bij te pas bracht: “Dit is de beurs van Fortunatus...

2025-07-15
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Tist

Zie Baptist

2025-07-15
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

tist

kerel, kwast Gek was het wel dat Kareltje, die zijn levenlang een doodbrave katoliek is gebleven, het in elk gedicht over 'haar borsten' had. En dat ik, die een anarchist, een kommunist en een vieze tist werd, het steeds over 'god' had. (Louis Paul Boon, Verscheurd jeugdportret) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarhe...

2025-07-15
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

tist

zie tiest.

2025-07-15
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Tist

m -> Baptist (Zuid-Ndl.).