Wat is de betekenis van tenger?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tenger

tenger - Bijvoeglijk naamwoord 1. smal van postuur Hij is een tengere jongen.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tenger

tenger - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: en-ger 1. slank en fijngebouwd ♢ ze heeft een tenger figuurtje Bijvoeglijk naamwoord: en-ger ... is tengerder dan ... het tengerst ...

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Tenger

In vroeger tijd en nog in de zeventiende eeuw bestond naast tenger: fijn, teergebouwd, slank, een ander woord, namelijk tender, dat evenals het Engelse tender is ontleend aan het Franse tendre, dat weer verwant is met het Latijnse tener, een woord dat behoort bij het werkwoord tendere: spannen, uitrekken. Ook tanger kwam voor. Vooral in de negentie...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tenger

adj., fyn, smel, bihindich, himpen, klien, hean, spjochtich, lichtliddich; zijn, gjin lea hawwe; — persoon, spjirring, spjocht, slop-en-taei.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tenger

bn. (-der, -st), 1. teer, zwak: een tenger kind; een bloem op tengere steel; — 2. rank en smal: een tengere gestalte ; een tenger gewas.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tenger

bn.; tengerder, tengerst (rank, dikwijls met de bijbet. van zwak): een tenger meisje; tenger van gestalte; tengere bloemstelen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tenger

bn. en bw. (-der, -st) [Fr. tendre < Lat. tener] 1. dun en eerder zwak: een meisje; van gestalte. Syn. ➝ dun. 2. zwak, teer: een bootje.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tenger

bn. (-der, -st), 1. teer, zwak; 2. kwetsbaar, delicaat, gevoelig; 3. rank en smal.