Wat is de betekenis van tegenover?

tegenover - Voorzetsel 1. aan de overzijde van ♢ Tegenover de supermarkt staat een bankgebouw. tegenover - Bijwoord 1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord (tegenoverstellen) ♢ Hij stelde daar wel iets tegenover. 2. prepos...

tegenover - voorzetsel uitspraak: te-gen-o-ver 1. ten opzichte van ♢ het is niet eerlijk tegenover de kinderen 1. ik sta er kritisch tegenover [ik heb er kritiek op] ...

praep., tsjinoer; — de kerk foar, tsjin, njonken de tsjerke oer, oer de tsjerke.

...

vz., in verb. met er, hier, waar enz. bw., 1. aan de overzijde van: tegenover de kerk wonen; tegenover iem. aan de tafel zitten; de huizen hier tegenover, aan de overzijde der straat; — hier moet ik tegenover stellen dat .... 2. in tegenstelling met: heet tegenover koud: actief tegenover passief; de moeilijkheid...

vz., bw. (aan de overzij): tegenover de kerk; de vechtersbazen stonden tegenover elkaar; fig. daar staat tegenover, van de andere kant, in tegenstelling met; zich goed tegenover iem. gedragen, ten opzichte van; wat betekenen 10 millioen tegenover een milliard? in vergelijking met.

(te:gən'ovər) vz. 1. aan de overzijde : – de kerk wonen; daar staat – dat..., de keerzijde is dat… 2. in de nabijheid van, met de gezichten (naar elkander) gewend : de vechtersbazen stonden – elkaar. 3. ten opzichte van : zich goed – iemand gedragen; vijandig – elkaar staan.

voorzetsel en bw., 1. aan de overzijde van: de huizen hier-, aan de overzijde van de straat; 2. in tegenst. met: heet koud; ter uitdrukking van een compensatie: daar staat dat je geen last van het lawaai van de straat hebt; ter uitdrukking van strijdigheid; fel tegenover elkaar staan; 3. vergeleken met: wat betekent dit bezit tegenover de enorme s...

...