Gepubliceerd op 01-11-2017

tegenover

betekenis & definitie

tegenover - Voorzetsel
1. aan de overzijde van
Tegenover de supermarkt staat een bankgebouw.

tegenover - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord (tegenoverstellen)
Hij stelde daar wel iets tegenover.
2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
Het bankgebouw staat er schuin tegenover.

Woordherkomst
samenstelling van tegen(bijwoord) en over (voorzetsel)

Verwante begrippen
aan de overkant van, versus