Wat is de betekenis van Teder, teer?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Teder, teer

bn. bw. (-der, -st), 1. niet bestand tegen een ruwe bejegening en derg., weinig kunnende verdragen, delicaat: een teer kind; een teer poppetje; een teer gestel; een teer geweten; — een snelle doch tere kruiser; de meloen is vrij teer; tere streephoed, een zwam (Psathyra spadiceo-grisea); tere wasplaat...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

teder, teer

te(d)erder, te(d)erst I. bn. (1 niet bestand tegen een ruwe behandeling, weinig kunnende verdragen, delicaat; 2 niet fors of ruw, zacht, fijn, vatbaar voor aandoeningen; gevoelig, gevoelvol; 3 zachte liefde uitdrukkend; op zachte wijze liefde koesterende of tonende): 1. een teer poppetje; tere kindertjes; van planten: de meloen is vrij teer; een te...