tamp
1) (1918) (inf.) overschot; rest. • Terwijl de wacht op een tampie oude kug zit te pruimen, komen twee scharminkelige vrouwen aanzetten, die eenige minuten geleden een kwak warm eten aan den keukenwagen in ontvangst genomen en snel verorberd hebben. (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936) • 'k Ben net as een politiehond gaan snuffelen en...