Wat is de betekenis van Tamelijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tamelijk

tamelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. nogal, in relatief grote mate, behoorlijk Ik ben een tamelijke dikzak. tamelijk - Bijwoord 1. nogal, in relatief grote mate Woordherkomst Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord tamen met het achtervoegsel -lijk...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tamelijk

tamelijk - bijwoord uitspraak: ta-me-lijk 1. behoorlijk, maar niet uitzonderlijk ♢ er waren tamelijk veel mensen Bijwoord: ta-me-lijk Synoniemen betrekkelijk, nogal, redelijk, wel Tegenstellingen ongehoord

2024-04-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Tamelijk

In het Middelnederlands bestond een werkwoord tarnen dat betekende: passen, voegen. Daarvan zijn afgeleid: betamelijk, het veel vaker voorkomende onbetamelijk: ongepast, en ook tamelijk dat vroeger terecht werd gebruikt voor: behoorlijk, gepast. Anna Bijns schrijft: Dat kinderen voor priesters lichten haren capproen (hun petje afnemen) is tamelijc....

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tamelijk

adv., matich(jes), aerdich(jes), tamelik, ridlik, rillik, maetlik, moai, fatsoenlik, ordintlik; — zijn, der op troch kinne; — klein, jong, foech.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tamelijk

bn. bw. 1. redelijk, vrij goed: hij heeft het er nog al tamelijk afgebracht; 2. vrij behoorlijk van grootte, nog al groot: een tamelijk vermogen; 3. vrij, nogal: dat is tamelijk goed bewerkt: de zieke is tamelijk wel; tamelijk veel omstanders.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tamelijk

bn., bw. (redelijk, matig, vrijgoed): een tamelijke prijs, de wijn is tamelijk; een tamelijk groot gezin, vrij groot; zo tamelijk; nogal tamelijk(jes).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tamelijk

('ta:mələk) bn. en bw. [(be)tamend] 1. behoorlijk, gepast : een vermogen. 2. matig, redelijk : een -e prijs, ondervinding, tamelijkjes bw. nogal.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tamelijk

bn. en bw., 1. redelijk, vrij goed; hij heeft het er nogal afgebracht; 2. nogal groot: een tamelijk vermogen; 3. vrij, nogal: dat is tamelijk goed bewerkt.