Wat is de betekenis van Subsidiariteitsbeginsel?

subsidiariteitsbeginsel - Zelfstandignaamwoord 1. (juridisch) (politiek) het beginsel dat een centraal gezag zich niet met zaken mag bemoeien die beter op een lager niveau geregeld kunnen worden Woordherkomst samenstelling van subsidiariteit en beginsel met het invoegsel -s-

Beginsel dat stelt dat het centrale beleid van een regionale economische samenwerkingsvorm zich moet beperken tot beleidsterreinen die een grensoverschrijdend effect hebben.

Beginsel dat aangeeft dat alles op een zo laag mogelijk schaalniveau moet worden beslist: als er geen bemoeienis van hogere overheden nodig is, moet deze achterwege blijven.

Uitgangspunt voor overheidsoptreden, inhoudende dat een instrument pas mag worden toegepast als minder ingrijpende middelen hebben gefaald.

Een principe dat inhoudt dat wat op een lager niveau kan worden geregeld, niet door hogere organen moet worden overgenomen. Tussen de twee wereldoorlogen was het subsidiariteitsbeginsel populair in rooms-katholieke kring. Het paste toen in het streven van de katholieken de mondigheid van de burgers te vergroten door ze meer verantwoordelijkheid te...

Subsidiariteitsbeginsel, principe uit de rooms-katholieke maatschappijleer, dat ervan uitgaat dat elk hoger orgaan slechts dat moet regelen wat lagere organen niet zelf tot stand kunnen brengen. Het subsidiariteitsbeginsel streefde naar het aanbrengen van geledingen tussen het individu en de staat, waardoor de diverse groeperingen (bij voorkeur geo...

Het beginsel dat de gemeenschap, de staat, en/of de overheid niet die taken ter hand mag nemen, die door het individu op eigen initiatief en met eigen energie kunnen worden volbracht. De staat (de hogere overheid) mag niet tot zich trekken wat lagere overheden, zoals provincies en gemeenten, zelf kunnen verrichten. Zie Privatisering, (de)Regulering...

(r.k. maatschappijleer) het principe dat elk hoger orgaan slechts heeft te volbrengen wat lagere organen niet in zichzelf tot stand kunnen brengen. Bedoeld om tussen het individu en de staat sociale tussengeledingen te vestigen, zodat een optimaal functioneren van de diverse groeperingen (bij voorkeur georganiseerd naar beroep, resp. bedrijfstak) o...

beginsel, dat de gemeenschap niet in handen mag nemen die taken, die door het individu op eigen initiatief en door eigen energie kunnen worden volbracht, en dat een grote gemeenschap (bv. de Staat) niet aan zich mag trekken, wat door lichamen van ondergeschikte rang verricht kan worden. Dit beginsel wordt vooral van R.K. zijde gehuldigd (Encycliek...