snothannes, snothork, snotjork, snotpegel, snotpier, snotpork, snotwork
(19e eeuw) (scheldw.) kwajongen; bengel; snotaap*; dom ventje. Gebruikt als koosnaam of als schimpnaam. Gevonden op internet: 'jij baarmoedergeslingerde afgelikte snotpork!.' Niet vermeld in het WNT al werd 'snot-work' volgens informanten al in de jaren dertig van de twintigste eeuw gebruikt. WNT en Van Dale vermelden wel 'pork' als gewestelijk woo...