Wat is de betekenis van snotjongen, snotkoker, snotneus, snotpegel?

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

snotjongen, snotkoker, snotneus, snotpegel

kwajongen die zich in gesprekken met volwassenen mengt of zich heel wat aanmatigt, bengel, snotaap. Wel heb je van jen leven! Mag ik mijn eigen kinderen niet slaan als ik verkies en zal zoo’n snotjongen mij dat beletten? (Jacob van Lennep, De pleegzoon, 1833) Sulleke snotkokers! Sulleke lamstrale! (Herman Heijermans, Kamertjeszonde, 1898) S...