Wat is de betekenis van Snoek?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

snoek

Het begrip snoek heeft 3 verschillende betekenissen: 1) inheemse roofvis. groenbruine tot grijsbruine, in zoet water levende roofvis, die een langgerekt lichaam heeft, een afgeplatte kop en een snavelvormige, aan de onderkant naar voren stekende bek met veel tanden. 2) snoekachtige. snoekachtige; vis behorende tot een specifieke viss...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snoek

1) (1972) bijnaam voor een Citroënwagen, type DS (in oktober 1955 ontworpen door de Italiaan Flaminio Berton). Het design deed destijds erg futuristisch aan. Ook wel strijkijzer genoemd. Andere bijnamen van wagens zijn o.a. eend*, geit* en kever*. • De krakers gebruikten voor hun reizen gestolen auto's, bij voorkeur van het merk Citroen...

2024-04-27
Verschillende speciale woordenboekjes

Instituut voor de Nederlandse Taal (2019)

Snoek

roeislag waarbij de roeiriem in het water blijft hangen, omdat deze er te diep ingestoken is; verkeerde beweging bij het roeien; foute roeislag.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snoek

snoek - zelfstandig naamwoord 1. roofvis met platte kop die in zoet water leeft ♢ Jeremy had een grote snoek aan zijn hengel 1. een snoek vangen [in het water vallen] 2. een sno...

2024-04-27
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

snoek

Zoetwaterrondvis. Het visvlees is smakelijk, droog en heeft vele graten. Hij wordt in zijn geheel of in filets verkocht. Verkrijgbaar van juni tot maart.

2024-04-27
ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Snoek

Snoek - Esox lucius, onze ,zoetwaterhaai’ zo¬als hij ten onrechte wordt genoemd heeft zich zolang ik me kan heugen in de speciale, maar niet altijd voor de instandhouding van zijn soort bevorderlijke belangstelling van de Nederlandse hengelaars mogen ver¬heugen. Het is een mooie vis met zijn slanke lichaam, ook al doet zijn ,gezicht&r...

2024-04-27
Sporttermwoordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Snoek

Snoek, roeislag waarbij de roeiriem in het water blijft hangen, omdat deze er te diep ingestoken is; verkeerde beweging bij het roeien; foute roeislag.

2024-04-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

snoek

(de, -en), Amerikaanse zeesnoek, een grote, zilverkleurige roofvis met een zwarte zijlijn (Centropomus undecimalis). Misschien mag de vraag gesteld worden of de visstand door het kweken van broed van de snoek, resp. een andere vissoort kan worden verhoogd (Schoonens 314). - Etym.: AN s. = een grote roofvis van het zoete water o.m. in Ned. (,Esox lu...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snoek

groot roofvis.