Wat is de betekenis van snap?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snap

1) (2015) (jeugd) bericht verzonden via de sociale mediadienst Snapchat. • Wanneer iemand het nodig vindt om zijn/haar snap ook op Instagram te posten. (www.nsmbl.nl, 29/06/2016) • Daarna komt vaak de vraag 'Wat is je snap?' en verplaatst het gesprek zich naar Snapchat, waar Sophia het kan zien als iemand haar berichten opslaat. (Vrij Ne...

2024-04-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

snap

(de), snapje (het, -s), borrel. En drinkt z’n mond vol sterke Mariënburg rum. Hoor ’em, bij 't nemen van een snap: Aaaaarrhhh! (Cairo 1980c: 135). Komt U na het rusten een snapje bij me drinken? (mond.). - Etym.: Vgl. D Schnaps, Schnapschen, veroud. AN snapsje = id. Zie ook snaps. - Syn. half achtste, iets korts, shot (1), so...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snap

gesnap, begryp, verstaan, vat.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snap

s., snap.

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

snap

I. happen; (af)knappen; knippen; klappen; dichtklappen; snauwen; II. 1. doen (af)knappen, klappen, knallen; knippen met; dichtklappen (ook: snap to); afdrukken [vuurwapen]; (toe)snauwen; 2. kieken; snap at, happen naar; afsnauwen; toebijten; gretig aangrijpen; snap one's fingers at..., wat malen om...; snap away, wegsnappen; snap off, afknappe...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNAP

I. m., 1. schielijke beweging met de mond, hap : de hond had het in één snap ; — het was in (een hap en) een snap gedaan, in een ogenblik; 2. (veroud.) gesnap: gij hebt te veel snaps, praat te veel. II. v. (-pen), (geneesk.) laatvlijm, lancet.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snap

m. (hap, snelle greep): de hond had het haas in een snap; zegsw. het was in een hap en een snap klaar, zeer spoedig.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snap

m. (-pen) liet → snappen inz. (I 3): 't is maar een -; de hond had het in één -. → hap.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)