Smoes (smoesje)
het Bargoense woord smoes ‘uitvlucht, leugentje, vertelsel’ komt van Jiddisch schmuoss‘verhaaltje, grap’, op zijn beurt terug te voeren tot Hebreeuws sjemoet ‘geruchten, nieuws’. Het Bargoense werkwoord smoe- sen ‘bedekten heimelijk praten’, ca. 1800, o.a. bij Moormann, is hiervan afgeleid. 1. je-jes zijn goed, maar je praatjes deugen niet, ik gelo...