Wat is de betekenis van sjiek?

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

sjiek

(1979) (Maastricht, jeugd) geweldig, leuk, gaaf*. • Sjiek: Maastrichtse uitdrukking voor gaaf. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal)

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sjiek

sjiek - Zelfstandignaamwoord 1. pruim, tabakspruim sjiek - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van chic van vóór 1996

2025-07-16
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

sjiek

kauwgom De beroepscipiers die hun leven slijten in hun onvruchtbaar en eentonig ambt, nemen het kalmer en gemoedelijker op, een paar kerels uitgezonderd. Eén ervan staat in het center op een sjiek te kauwen die een vochtige klank brengt in zijn gebrul. (Filip de Pillecyn, Face au mur) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 5 V...

2025-07-16
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

sjiek

kauwgum; sjieken: kauwgom kauwen

2025-07-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

sjiek

(de, -en) kauwgom, tabakspruim. Ik vond het niet erg toen we met het café stopten. Iedereen spuwde zijn (tabak)-sjieken toch maar op de grond en ik moest dat opkuisen. - HN, 27-07-2002.

2025-07-16
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sjiek

1 bn & bw zie chic. 2 zn [Fr. chique] (Z.N.) tabakspruim.

2025-07-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sjiek

keurig, fyn, elegant, chic.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Sjiek

1 (sji:k) A. bn. en bw. (-er, -st) [Fr. chic < Sp. klein, fijn] 1. Eig. modieus verfijnd, elegant, zwierig : een -e jas; een heertje; gekleed. 2. Metn. aanzienlijk, deftig : -e lui, kennissen; een huwelijk. B. v. (-en) I. Eig. het sjiek zijn : hij heeft de te pakken; slaan, alles in het werk stellen om in het bezit van sjiek te schijnen, pat...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SJIEK

SJIEK - bn. bw. zie CHIC en CHIQUE. .