sjappietouwer
(1721) (Barg.) oorspr. matroos; Oost-Indiëvaarder; vandaar: onbeschaafd, ruw persoon; iemand die er verlopen uitziet; een baliekluiver*. Volgens Van Dale van het Mal. ‘siapa tahu’ (wie weet het, een veel gebezigde formulering als men het antwoord niet weet). Vaak verkort tot sjap of sjappie. Al kunnen deze woorden ook een verbaster...