Wat is de betekenis van Sijs?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sijs

I. m. (sijzen), [oorspr. verkorting van Franciscus] snaak, kwant, mens: het is een vrolijke, een wonderlijke sijs. II. m. (sijzen), SIJSJEmo. (-s), zangvogeltje (Carduelis spinus), van de familie der vinken.

2025-07-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sijs

vinkachtige vogel. vinkachtige vogel die goed kan zingen en die daarom vaak als kooivogel gehouden wordt. Voorbeelden: Om de paar jaar stellen we invasies vast. Dit zagen we al gebeuren voor Kraanvogels, Zwarte Mezen, Baardmannetjes, Buidelmezen, Vlaamse Gaaien (meer dan 300 op 1 dag), Barmsijzen, Sijzen en Kruisbekken. http://www...

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sijs

sijs - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) kleine vink Carduelis spinus in Nederland wintergast, maar tegenwoordig broedt hij daar ook 2. snaaks persoon, spotzieke grappenmaker

2025-07-16
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Sijs

Iedere winter vertoeven er flinke aantallen sijzen in Nederland. Sijzen zijn zowel polder- als bosvogels. In polders vind je ze vooral in elzensingels, vaak samen met putters. Daar doen ze zich tegoed aan elzenzaad. Acrobatisch hangend aan de ‘proppen’ laten ze zich dan goed bekijken. Op zonnige winterdagen zingen de sijzen in koor. Als ze besluite...

2025-07-16
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

SIJS

→ Vinken.

2025-07-16
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Sijs

De wel wat langzame maar melodieuze zang van de sijs valt wel op. Behalve met zijn mooie stem en fijne wijsjes, kan de sijs ook nog showen met een prachtige groene rug, met veel geel er doorheen gemengd en een fraai geel-groen kopje. De sijs heeft geen last van duizeligheid, want met de kop naar beneden slapen vindt hij heerlijk; en dan het liefst...

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sijs

I. m. sijzen (verkorting van Franciscus: snaak, kwant): een rare sijs. II. v. gew. verschillend geslacht, mv. sijzen; meestal s ij s j e (zangvogeltje uit de familie der vinken; Lat. carduelis spinus): een sijsje in een kooi.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

sijs

v./m. (sijzen), Carduelis spinus, een zangvogel uit de familie vinken. (e) De sijs is iets kleiner dan een huismus. Het mannetje is geelgroen met een zwarte kruin en kin en een gele stuit. Het minder opvallende vrouwtje heeft een gestreepte borst. Deze soort broedt in geheel Noorden gematigd Europa, Klein-Azië, Noord-Perzië, de Kaukasus,...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

sijs

sijs zn. 'zangvogeltje (Carduelis spinus)' categorie: leenwoord, geleed woord, alleen in België of Nederland Mnl. siseken 'sijsje' [ca. 1440; Harl.], segex est nomen avis, een cysken 'segex is de naam van een vogel, een sijsje' [1494; MNW sijskijn]; vnnl. de geele sijs 'kanarie' [1632; iWNT...