Sijs
I. m. (sijzen), [oorspr. verkorting van Franciscus] snaak, kwant, mens: het is een vrolijke, een wonderlijke sijs. II. m. (sijzen), SIJSJEmo. (-s), zangvogeltje (Carduelis spinus), van de familie der vinken.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. m. (sijzen), [oorspr. verkorting van Franciscus] snaak, kwant, mens: het is een vrolijke, een wonderlijke sijs. II. m. (sijzen), SIJSJEmo. (-s), zangvogeltje (Carduelis spinus), van de familie der vinken.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
vinkachtige vogel. vinkachtige vogel die goed kan zingen en die daarom vaak als kooivogel gehouden wordt. Voorbeelden: Om de paar jaar stellen we invasies vast. Dit zagen we al gebeuren voor Kraanvogels, Zwarte Mezen, Baardmannetjes, Buidelmezen, Vlaamse Gaaien (meer dan 300 op 1 dag), Barmsijzen, Sijzen en Kruisbekken. http://www...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
sijs - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) kleine vink Carduelis spinus in Nederland wintergast, maar tegenwoordig broedt hij daar ook 2. snaaks persoon, spotzieke grappenmaker
Vogelbescherming Nederland 2009)
Iedere winter vertoeven er flinke aantallen sijzen in Nederland. Sijzen zijn zowel polder- als bosvogels. In polders vind je ze vooral in elzensingels, vaak samen met putters. Daar doen ze zich tegoed aan elzenzaad. Acrobatisch hangend aan de ‘proppen’ laten ze zich dan goed bekijken. Op zonnige winterdagen zingen de sijzen in koor. Als ze besluite...
Lize Stilma (1961)
De wel wat langzame maar melodieuze zang van de sijs valt wel op. Behalve met zijn mooie stem en fijne wijsjes, kan de sijs ook nog showen met een prachtige groene rug, met veel geel er doorheen gemengd en een fraai geel-groen kopje. De sijs heeft geen last van duizeligheid, want met de kop naar beneden slapen vindt hij heerlijk; en dan het liefst...
M. J. Koenen's (1937)
I. m. sijzen (verkorting van Franciscus: snaak, kwant): een rare sijs. II. v. gew. verschillend geslacht, mv. sijzen; meestal s ij s j e (zangvogeltje uit de familie der vinken; Lat. carduelis spinus): een sijsje in een kooi.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (sijzen), Carduelis spinus, een zangvogel uit de familie vinken. (e) De sijs is iets kleiner dan een huismus. Het mannetje is geelgroen met een zwarte kruin en kin en een gele stuit. Het minder opvallende vrouwtje heeft een gestreepte borst. Deze soort broedt in geheel Noorden gematigd Europa, Klein-Azië, Noord-Perzië, de Kaukasus,...
Instituut voor de Nederlandse taal
sijs zn. 'zangvogeltje (Carduelis spinus)' categorie: leenwoord, geleed woord, alleen in België of Nederland Mnl. siseken 'sijsje' [ca. 1440; Harl.], segex est nomen avis, een cysken 'segex is de naam van een vogel, een sijsje' [1494; MNW sijskijn]; vnnl. de geele sijs 'kanarie' [1632; iWNT...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: