Wat is de betekenis van short-term?

2024-04-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

short-term

(bijvoeglijk naamwoord) [alg.] op (de) korte termijn, kortetermijn- - Als regeren vooruitkijken is, waarom kiest onze regering dan zo vaak voor kortetkortetermijn-oplossingen? [alg.] kortlopend

2024-04-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

short-term

op korte termijn; voor korte tijd.