short
...
Wiktionary (2019)
short - Bijvoeglijk naamwoord 1. kort short - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) broek met korte pijpen Woordherkomst van het Engels
Muiswerk Educatief (2017)
short - zelfstandig naamwoord uitspraak: sjort 1. korte broek ♢ als het warm is draagt Inez graag een short Zelfstandig naamwoord: sjort de short de shorts Synoniemen shorts
Marc De Coster (2017)
Short - (Eng.) 'short gaan': la baisse speculeren, ook: in de wind gaan. Aandelen/opties verkopen die men nog moet kopen en afleveren. Short gaan is even hachelijk als het uitvoeren van een vliegend trapeze nummer zonder net. Een handelaar die voor vijf miljoen aandelen koopt, riskeert vijf miljoen. - Humo-dossier De Beurs 1985
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
1. kort; te kort; kort aangebonden, kortaf; klein [gestalte]; bros [gebak]; puur [dranken], niet met water aangemengd; beknopt [leerboeken]; krap, karig; te weinig; plotseling; short hill, kortzichtwissel; short breath, ook: kortademigheid; short delivery, manco; a short hour, een klein uur; short rib, valse rib; short weight, (gewichts)manco; shor...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: