Wat is de betekenis van schoenwinkel?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schoenwinkel

schoenenzaak. winkel waar schoenen verkocht worden; winkel waar men schoenen kan kopen; schoenenzaak. Voorbeelden: De omzet van de detailhandel is in mei met bijna 4 procent gestegen ten opzichte van mei 1994. Vooral schoenwinkels deden goede zaken. Meppeler Courant, 1995 Fragiele bouwseltjes, bestaande uit een zooltje, een d...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schoenwinkel

m. (-s), winkel waarin men schoenen verkoopt.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)