Wat is de betekenis van schoenmaker?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schoenmaker

iemand die schoenen maakt. iemand die schoenen herstelt, vaak ook verkoopt en soms maakt als beroep. Voorbeelden: Dat betekent concreet onder meer dat de schoenmaker zijn ambacht uitoefent in de schoenmakerij, dat de warme bakker zijn broodje bakt in het bakhuis uit Meeuwen, dat er donderpreken worden gehouden in de museumkerk van Ze...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schoenmaker

1) (2018) (kaartspel) twee kaarten van elke kleur. 'Schoenmaker zijn': twee kaarten van elke kleur hebben. • (Rien van den Broek & Ad Kerstens: Van aaszak tot zwabber. Woordenboek van de kaartspeler. 2018) 2) (1999) (Antwerpen) clitoris. • Clitoris: kittelerreke, zenuwcentrum van de helft van de Antwerpse bevolking, me...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schoenmaker

schoenmaker - zelfstandig naamwoord uitspraak: schoen-ma-ker 1. iemand die voor zijn beroep schoenen, laarzen en tassen repareert ♢ laat de schoenmaker maar andere zolen onder je schoenen zetten Zelfstandig naamwoord: schoen-ma-ker ...

2024-04-27
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Schoenmaker

Hij vernieuwt versleten en afgetrapte zolen; een onbekende die in dromen van zieken en genezenden verschijnt en de dromer op vermanende wijze aanspoort, om zelf ook iets voor de eigen genezing te doen. Soms wil de schoenmaker ook op een karakterzwakte wijzen, die beslist te ‘lappen’ is. Zijn we zelf de schoenmaker, dan doen we er in de...

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

schoenmaker

schoenmaker - Te gebruiken voor handwerkslieden die schoenen, laarzen en ander schoeisel maken, repareren, opknappen en soms ook ontwerpen. Gebruik 'schoenlappers' voor personen die zich voornamelijk bezig houden met het repareren en opknappen van schoeisel en soms ook andere voorwerpen zoals handtassen, baggage en riemen.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schoenmaker

s., skuonmakker; — blijf bij je leest, in boer moat boer bliuwe.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schoenmaker

m. (-s), 1. iem. wiens ambacht het is schoenen en laarzen te maken, thans bep. die te repareren: die schoenen moeten naar de schoenmaker, moeten gerepareerd worden; — (spr.) schoenmaker, houd u bij uw leest, bemoei u niet met zaken, die gij niet verstaat; 2. (gew.) ben. voor de zeelt; 3. soort van houten passer der timmerlieden...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Schoenmaker

Leest-specialist zonder lectuur.