schmieren
(1936) (ton.) nonchalant, slordig, erg op effect, minderwaardig spelen. Ook: Opzettelijk de voorstelling verstoren door medespelers aan het lachen te maken. Wellicht ontleend aan het Rotwelsch, maar reeds in 1840 in het Berlijnse Jiddisch gebruikelijk. 'Schmiere' betekende: een groep rondtrekkende acteurs van laag allooi. Uit Jidd. semirah (gezang,...