Wat is de betekenis van schepper?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schepper

I. SCHEPPER m. (-s), 1. hij die schept, die iets in het leven roept, het aanzijn geeft: de schepper van een nieuwe stijl; — in ’t bijz. van God : zijn Schepper eren; de Schepper, God, de Almacht; — ieder is de schepper van zijn eigen geluk; 2. (in Groningen) hoofd van de dijk- of zijlrechters van zeke...

2025-07-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schepper

Het begrip schepper heeft 5 verschillende betekenissen: 1) scheppend opperwezen. opperwezen dat alles geschapen heeft; scheppend opperwezen. In deze betekenis komen spellingen met en zonder hoofdletter voor. Het criterium daarvoor is of de woordgebruiker wat door het woord wordt aangeduid als heilig of niet beschouwt. In het eerste geval...

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

schepper

(2005) (drugs) iemand die niet zelf voor drugs wil betalen maar profiteert van andermans voorraad. • En als je dan ook nog eens wordt betrapt op het stiekem overlepelen uit andermans portie dan moet je verdomde goed uitkijken dat je niet ‘de schepper’ wordt genoemd, dat je er niet binnen de kortste keren uitligt. Want ‘de sch...

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schepper

schepper - zelfstandig naamwoord uitspraak: schep-per 1. wie iets gemaakt heeft ♢ wie is de schepper van dit kunstwerk? Zelfstandig naamwoord: schep-per de schepper de scheppers ...

2025-07-16
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Schepper

Werknemer in papiermolen.

2025-07-16
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Schepper

Bestuursvoorzitter/hoofd van een schepperij, een onderdeel van een zijlvest, soms ook van een dijkrecht. Gezamenlijk, als college van scheppers (en zijlrechters), bestuur van een zijlvest; de voorzitter van die colleges is opperste of overste schepper, bij het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest ‘hoofmeester’ genaamd.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schepper

s., skepper.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schepper

I. m. (de Godheid, God): God, de schepper van hemel en aarde; II. m. in bet. 1 scheppers (1 maker, vormer, vooral van kunstvoorwerpen; 2 tot-stand-brenger; bewerker): 1. de schepper van het paleis van justitie; 2. Bismarck, de schepper van de grootste politieke synthesis dezer eeuw. III. m. scheppers, scheppertje (1 iem., die schept inz. werkman,...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Schepper

Volgens de nagenoeg eenstemmige leer der godgeleerden is alleen God Schepper en kan geen geschapen wezen ooit zelfstandig of ook als werktuig van God als schepper optreden. v. d. Putte.