Wat is de betekenis van schellen?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schellen

de schel laten klinken. de schel laten klinken als signaal. Voorbeelden: Proust bracht zijn leven grotendeels in bed door [...]. Zijn eerste handeling na het ontwaken was een brandbaar poeder aansteken, waarvan de rook gunstig heette te werken op de astmatische benauwdheden die hem martelden. Vervolgens schelde hij al dan niet om zij...

2024-04-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

schellen

(schelde, heeft gescheld), bellen. Dan reest die bus ze weg, met soulmuziek. Dan wanneer ze willen zakken uit die bus, dan schellen ze, zo ppprrringggl! (Cairo 1980a: 33).-Etym.: In AN verouderend. - Zie ook: schel.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schellen

v., skilje, skelje.

2024-04-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Schellen

bellen, schellen; einem schellen, iemand schellen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schellen

I. (schelde, heeft gescheld), 1. aan een schel trekken, de schel doen klinken; — om iets schellen, door een signaal met een schel te kennen geven dat men het genoemde wil hebben; 2. de meid schellen, haar door een schel het sein geven te komen. II. (schelde, heeft gescheld), (gew., Zuidn.) schillen.

2024-04-29
X-Y-Z der Muziek

Casper Höweler (1939)

Schellen

holle metalen bolletjes met een vrije metalen kern, op een leeren riem gemonteerd. Mahler gebruikte den naïeven klank ervan in zijn vierde symphonie.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schellen

I. schelde, h. gescheld (bellen: 1 een of de schel overhalen; 2 het geluid v. e. schel geven; 3 door middel v. e. schel ontbieden): 1. aan een deur schellen; 2. door het schellen werd ik opmerkzaam; 3. de meid schellen om theewater. II. schelde, h. gescheld (van de schil ontdoen): appels schellen; gew., Z.-N.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schellen

('schellən) (schelde, heeft gescheld) 1. de schel doen klinken, bellen: aan de deur -; om de knecht -. 2. door schellen het sein geven te komen: de meid om de melk.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schellen

(schelde, heeft gescheld), 1. aan een schel trekken, de schel laten klinken; 2. iemand schellen, hem door een schel het sein geven te komen.