Wat is de betekenis van schei (schee)?

2025-07-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

schei (schee)

1. Scheiding in het haar. Zijn haardos weigert elk fatsoen. Het is te vast, het breekt de kam, er valt aan geen schei te denken, TEIRLINCK 1952, 2, 63. 2. Scheiding, grens; ook: splitsing (van twee wegen); soms bep.: einde: op het schee van de markt. Nu stappen ze samen over de zandbaan, Pol en Victalis, Pol langs de rand van de bomen ...,...