schansloper
1) (17e eeuw) (zeem.) lange jas die tegen weer en wind bestand was, in het bijzonder een zeemans- of schippersjas (ook wel een baaivanger genoemd). In die laatste betekenis komt het al voor bij Betje Wolff en Aagje Deken. Vgl. ook nog hoogduits Schanzloper. • (Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse konst, en spreekwoor...