Wat is de betekenis van Samenloop?

2024-04-20
Waterbegrippen

Rijkswaterstaat (2022)

Samenloop

Een voorziening opgenomen in de Waterwet voor gevallen waarbij sprake is van een samenstel van handelingen, waarvoor meer dan één bestuursorgaan bevoegd is voor de watervergunning.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

samenloop

samenloop - zelfstandig naamwoord uitspraak: sa-men-loop 1. de omstandigheid dat bepaalde dingen tegelijk plaatsvinden ♢ het is een samenloop van omstandigheden dat hij daar precies op dat moment was Zelfstandig naamwoord: sa-men-loop ...

2024-04-20
Verzekeringsbegrippenlijst

Ensie (2016)

Samenloop

Samenloop is een situatie waarin een verzekerde schade kan verhalen bij twee verschillende verzekeraars. Bij samenloop wordt de schade door meer dan één verzekering gedekt. In Nederland kan men tal van verzekeringen afsluiten tegen schade en onheil. Door al deze verschillende verzekeringen, die door verschillende verzekeraars kunnen worden verstrek...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Samenloop

s., gearrin.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Samenloop

m. g. mv., 1. het samenlopen, vereniging in de loop, het ineenlopen ; — (Zuidn.) toevloed van mensen; 2. de omstandigheid dat versch. krachten of feiten (toevallig) hun werking verenigen of op dezelfde zaak werken ; inz. in de verb. een samenloop van omstandigheden ; — (rechtst.) samenloop van strafbare feiten, het vallen...

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Samenloop

(concursus) van strafbare feiten bestaat wanneer één persoon meer dan één strafbaar feit pleegt, terwijl er tussen het begaan der strafbare feiten geen veroordeling ter zake van één van die feiten heeft plaats gehad. De twee vormen zijn: (a.) ééndaadse S. (W.v.S. 55) d.w.z. één f...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

samenloop

m. (1 plaats, waar rivieren, wegen, zich verenigen; 2 van omstandigheden: toevallige en gelijktijdige vereniging): 1. Coblenz ligt aan de samenloop van twee rivieren; 2. een samenloop van omstandigheden; rechtst. samenloop van misdrijven.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

samenloop

('sa.mən) m. 1. Eig. het samenlopen. 2. Metn. plaats waar voorwerpen samenlopen : een van rivieren, wegen. 3. Metf. gelijktijdige aanwezigheid : door een van omstandigheden, samenlopen (liep samen, is samengelopen) l.bij elkander lopen. 2.zich in groten getale verenigen. 3. zich verenigen : twee rivieren kunnen -. 4.klonteren, stollen, st...