Wat is de betekenis van Rijke?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rijke

m. (-n), rijk, vermogend man.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rijke

m. en v. -n, rijkelui; rijke persoon.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rijke

(’rijkə) m. en v. (-n, -lui) rijke persoon; de hangt dikwijls met zijn ganse ziel aan zijn bezit; de is zeer gezien en hem is, in tegenstelling met de arme, alles geoorloofd; de -n en machtigen; de -n en groten; de -n en voornamen; -n en armen, armen en -n.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rijke

Rijke - m. (-n), rijk, vermogend man.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Rijke

Rijke, m. (-n), rijk -, vermogend man. *-LIJK, bn. en bijw. (-er, -st), ruim, overvloedig, meer dan genoeg. -HEID, v. gmv. overvloed, mildheid.