Wat is de betekenis van reuze?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reuze

1. praedicaatswoord, verkorting van reusachtig (3.): dat is reuze! reuze! fijn, heerlijk! 2. in samenst. in de zin van reusachtig (1. en 2.): reuzeblij; reuzegroot; een reuzehonger hebben; 3. als afz. bw. : hij was reuze in zijn schik.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

reuze

(1913, vero.) (jeugd) fijn, goed. Ook als eerste deel van een samengesteld woord: reuzekerel. • Reuze b.v. reuze boffer, reuze lol, reuze boer, reuze gek, reuze uitvinding, reuze kloot (lummel), iets reuze vinden; ook op zich zelf staand: "reuze", "reusachtig hè!": als uitroep. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

reuze

reuze - bijwoord uitspraak: reu-ze 1. heel erg ♢ we hebben het reuze naar ons zin gehad Bijwoord: reu-ze Synoniemen hartstikke, immens, machtig, ontiegelijk, ontstellend, ontzaglijk, ontzettend, reusachtig

2025-07-15
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

rèùze

(ww) ruien, van veren wisselen EK.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

reuze

bn.; alleen praedicatief, afkorting v. een samenst. (reusachtig): dat was reuze!

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

reuze

('reuzə) I. bn. en bw. (alleen predikatief) verkorting van reusachtig 1. (2) geweldig : dat sukses was -! 2. (4) heel plezierig. II. (in samenstellingen) zeer groot, zwaar, moeilijk : reuzearbeid, -steun.