retour
retour - bijwoord, zelfstandig naamwoord uitspraak: re-toer 1. terug naar waar het vandaan kwam ♢ ik stuur u dit pakket retour 1. treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen ♢ mag ik van...
Muiswerk Educatief (2017)
retour - bijwoord, zelfstandig naamwoord uitspraak: re-toer 1. terug naar waar het vandaan kwam ♢ ik stuur u dit pakket retour 1. treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen ♢ mag ik van...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
terugkeer; terugreis; terugzending.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
terugkomst, terugkeer, terugreis, thuisreis, terugtocht; terugzending; fig. vergelding, wederliefde, wederdienst; verandering, wisselvalligheid; tours et retours, bochten en kronkelingen; bon retour!, wel thuis!; retour d'âge, het op jaren komen; retour de chasse, maal na afloop van de jacht; retour de conscience, gewetenswroeging; retou...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), I. bw., terug naar het uitgangspunt of naar de afzender: hierbij gaat het boekje retour; II. v. (-en), 1. terugkeer, het terugkomen; — (fig.) op zijn retour zijn, aan het aftakelen zijn, niet meer op het vroegere peil staan; 2. (kooph.) terugzending (van geld of wissels); 3. wissel die onbetaald teruggezonden is ;...
Jacon Kramers Jz (1948)
(Fr.) v. terugkeer, terugreis; geld- of wissel terugzending; terugzending v. goederenladingen; op zijn ~ zijn, over zijn hoogtepunt heen zijn.
M. J. Koenen's (1937)
Fr. 1. v. -en; terugvracht, terugreis, terugzending; 2. o. -s; terugreis-biljet; 3. bw. terug.
S. van Praag (1937)
(Fr.) v. terugkeer, terugreis: terugzending van geld of goederen.
Jozef Verschueren (1930)
(rə'toer) o. (–s; –tje) verkorting van retourbiljet : op eendaagse –s reizen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Fr.], I. bw., terug naar het uitgangspunt of naar de afzender: hierbij gaat het boekje retour ; II. m. (-en), 1. terugkeer, met terugkomen; (fig.) op zijn retour zijn, aan het aftakelen zijn, niet meer op het vroegere peil staan; 2. retourzending; III. o. (-s), retourbiljet: één retour Hilversum.
Fokko Bos (1914)
retour - v., terugkeer ; terugreis ;terugzending ; ommekeer ; wederdienst; „retour-biljet” :spoorwegkaartje voor heen- en terugreis ; „retour-kosten en retour-vracht” : kosten envracht voor de terugzending.
G.F. Callenbach (1908)
terugreis, terugzending.
dr. Jan Romein (1906)
Fr., terug; terugkeer.
J.H. van Dale (1898)
Het begrip retour heeft 3 verschillende betekenissen: 1. retour - retour - bw. terug: zend het mij niet, want het gaat dadelijk retour. 2. retour - retour - o. terugkeer, het terugkomen. 3. retour - retour - v. (-en), (kooph.) terugzending (van geld of wissels); een wissel die onbetaald teruggezonden is ; — lading op de terugreis ; voordee...
I.M. Calisch (1864)
retour - retoer, v. (retouren, retoeren), terugkeer; het terugkomen; (kooph.) terugzending (van geld of wissels); teruglading; voordeelen der terugvracht; de retouren zijn niet voordeelig geweest, de terugvracht heeft slechte rekening gegeven
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.