Rederijkerskamer
vereniging tot beoefening van Nederlandse dicht- en toneelkunst (gesch.)
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-s), kamer van rhetorica, naam voor de min of meer als gilden georganiseerde verenigingen tot beoefening der dichtkunde volgens bepaalde regels, zoals die in de 15de eeuw bij ons (het eerst in Z.-Nederl.) ontstonden en tot in de 17de eeuw bloeiden, en waarvan enkele nog thans bestaan: Cornelis Everaert was lid van de rederijkerskamer „...
M. J. Koenen's (1937)
v. rederijkerskamers, of kamer van rhetorica (als gilde ingerichte letterkundige vereniging van burgers, die zich wilden oefenen in het voordragen, toneelspelen en dichten, dikwijls onder geestelijke leiding inz. op het einde der middeleeuwen; thans dikwijls: toneelvereniging): de oudste rederijkerskamers vindt men in Z.-Nederland, b.v. de Alpha en...
Jozef Verschueren (1930)
l're:dərijkərs) v. (—s) 1. Eert. letterkundige vereniging ter beoefening van de uiterlijke welsprekendheid, de dichtkunst en de toneelkunst. 2. Tgw. toneelvereniging. Enc. De rederijkerskamers zijn ten onzent ± 1400 uit geestelijke broederschappen ontstaan; de leden of rederijkers vervaardigden refereinen en vertoonden, onder de...
J.H. van Dale (1898)
Rederijkerskamer - v. (-s), genootschap, vereeniging tot beoefening der uiterlijke welsprekendheid; kamer van rhetorica; tooneelvereeniging.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: