Wat is de betekenis van Rederijkerskamer?

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rederijkerskamer

vereniging tot beoefening van Nederlandse dicht- en toneelkunst (gesch.)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rederijkerskamer

v. (-s), kamer van rhetorica, naam voor de min of meer als gilden georganiseerde verenigingen tot beoefening der dichtkunde volgens bepaalde regels, zoals die in de 15de eeuw bij ons (het eerst in Z.-Nederl.) ontstonden en tot in de 17de eeuw bloeiden, en waarvan enkele nog thans bestaan: Cornelis Everaert was lid van de rederijkerskamer „...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rederijkerskamer

v. rederijkerskamers, of kamer van rhetorica (als gilde ingerichte letterkundige vereniging van burgers, die zich wilden oefenen in het voordragen, toneelspelen en dichten, dikwijls onder geestelijke leiding inz. op het einde der middeleeuwen; thans dikwijls: toneelvereniging): de oudste rederijkerskamers vindt men in Z.-Nederland, b.v. de Alpha en...

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rederijkerskamer

l're:dərijkərs) v. (—s) 1. Eert. letterkundige vereniging ter beoefening van de uiterlijke welsprekendheid, de dichtkunst en de toneelkunst. 2. Tgw. toneelvereniging. Enc. De rederijkerskamers zijn ten onzent ± 1400 uit geestelijke broederschappen ontstaan; de leden of rederijkers vervaardigden refereinen en vertoonden, onder de...

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rederijkerskamer

Rederijkerskamer - v. (-s), genootschap, vereeniging tot beoefening der uiterlijke welsprekendheid; kamer van rhetorica; tooneelvereeniging.

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)