Wat is de betekenis van pralen?

2024-04-30
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pralen

Het begrip pralen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) schitteren. schitteren of op een andere manier, meestal op positieve wijze, bijvoorbeeld op trotse of fraaie wijze, opvallen; boven zijn omgeving uitsteken; schitteren. 2) pronken. pronken; opscheppen; laten zien hoe goed, mooi, slim of rijk men is.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pralen

v., prealje, prielje, prale, pronkje, swé slaen.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pralen

(praalde, heeft gepraald), 1. pronken: met zijn geleerdheid pralen; 2. schitteren, zich heerlijk voordoen: de zon praalde in al haar luister.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pralen

praalde, h. gepraald (schitteren; fig. ophef maken, vertoon maken; snoeven, pochen): de zon praalde aan de blauwe hemel; hij praalt op zijn afkomst.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pralen

('pra:lən) (praalde, heeft gepraald) 1. prijken, schitteren : de zon praalde in al haar luister. 2. zich beroemen op : op zijn afkomst -. 3. vertoon maken, snoeven, pochen : die jongeheer houdt van -; met zijn geleerdheid -.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pralen

(praalde, heeft gepraald), 1. pronken, vertoon van grootheid en luister maken: met zijn geleerdheid pralen; 2. schitteren, zich heerlijk voordoen: de zon praalde in al haar luister.

2024-04-30
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pralen

Pralen - (praalde, heeft gepraald), prijken, schitteren en daardoor de aandacht tot zich trekkend : de zon praalde in al haar luister; — (fig.) zich op iets beroemen, verheffen : met zijne geleerdheid pralen; — veel vertoon maken, de aandacht tot zich trekken : hij praalt gaarne.