pols, gedeelte van de arm
m. (-en), 1. verbinding tussen de onderarm en de hand (e); 2. verkorting van de polsslag, hartfrequentie; een sterke, slappe, ongeregelde — hebben; (fig.) iemand de voelen, iemand uithoren omtrent zijn plannen, voornemens, mening enz. (e) De pols omvat o.a. het samengestelde polsgewricht, opgebouwd uit drie, elk weer samengestelde gewrichte...