Wat is de betekenis van Pluralis?

2024-10-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-16
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

pluralis

"Pluralis" is Latijn voor "meervoud". Het verwijst naar de grammaticale vorm van een woord die wordt gebruikt om te verwijzen naar meer dan één persoon, plaats of ding. In het Nederlands wordt het meervoud gevormd door bijvoorbeeld een "-en", "-s" of "-es" toe te voegen aan het zelfsta...

2024-10-16
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pluralis

afk. pl. [Lat., van plus, pluris = meer] meervoud; - majestatis, meervoudsvorm gebruikt door vorstelijke personen (bijv.: Wij ... koningin der Nederlanden'); - modestiae, meervoud gebruikt uit bescheidenheid, vooral in geschriften (bijv.: 'wij menen', i.p.v. 'ik meen').

2024-10-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pluralis

meervoud(svorm)

2024-10-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

pluralis

meervoud.

2024-10-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pluralis

meervoud

2024-10-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pluralis

(Lat.), m. en o., 1. meervoud: in de pluralis krijgt het woord een s ; — vorsten bezigen de pluralis majestatis, spreken van zichzelf met wij; die schrijver gebruikt altijd de pluralis modestiae, spreekt van zichzelf met wij, uit bescheidenheid, waardoor hij zich minder op de voorgrond plaatst; 2. meervouds...

2024-10-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pluralis

(Lat.) m. meervoud; ~ majestatis, meervoudsvorm, waarvan vorsten zich bedienen; — modestiae, bescheidenheidsmeervoud, wij voor ik, waarvan een schrijver zich bedient.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pluralis

m. (Lat. spraakk. meervoud; meervoudsvorm): pluralis majestatis, majesteitsmeervoud (het meervoudige Wij in staatsstukken); pluralis modestiae, bescheidenheidsmeervoud wij voor ik, waarvan een schrijver zich bedient, (ae = ee).