Wat is de betekenis van Pinnen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pinnen

1) (1991) (inf.) geld uit de muur nemen met behulp van een pinpas. • Pinnen: met een bankpasje en de geheime pin-code geld uit de 'flappentap' halen. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991) • .... en het minimumbedrag dat je hier bij de geldautomaten moet pinnen is hoog genoeg om het IMF aan het schri...

2024-04-28
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

pinnen

(Eng.; to pin) Het vangen van een relatief hoge kaart bij een tegenstander met een net iets hogere kaart terwijl de andere tegenstander een nog hogere kaart bezit. Voorbeeld:Zuid mag in deze kleur geen enkele slag verliezen, terwijl hij uit het bieden en spelen kan afleiden dat oost een singleton heeft. Hij speelt daarom ♠V voor. Hij ‘pint’ daarme...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pinnen

pinnen - regelmatig werkwoord uitspraak: pin-nen 1. pinpas gebruiken om geld op te nemen of te betalen ♢ ik heb geen geld bij me, kan ik pinnen? Regelmatig werkwoord: pin-nen ik pin jij/...

2024-04-28
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

pinnen

met een plan voor de pinnen komen (op de proppen komen)

2024-04-28
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Pinnen

Pinnen - met pinpas en pincode geld van zijn rekening af halen of contante betalingen doen. Informeel. U kunt met uw bankpasje gewoon pinnen in Paramaribo, was mij beloofd door ABN Amro-Amsterdam. Trouw, 20-09-96 Net zoals winkeliers hun klanten wijzen op de kosten van ‘pinnen’, mogen ze nu ook extra kosten in rekening brengen voor betalen met een...

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

pinnen

pinnen - Grote, scherp gepunte voorwerpen gemaakt van metaal, in het bijzonder ijzer, of van hout, die gebruikt worden om dingen stevig aan elkaar te verbinden.

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Pinnen

Einden griendhoutstek, 1 m lang en ca 3 cm dik; ze worden in bossen gebonden van 50 stuks.

2024-04-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Pinnen

vastpinnen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pinnen

(pinde, heeft gepind), 1. van pinnen voorzien: een stok pinnen; een muur pinnen om het overklimmen te beletten; 2. met een pin steken of prikken: zolen pinnen; 3. met een pin- of pijpschaar in pijpjes leggen: een muts pinnen; 4. van trekpaarden: met de pin of het voorste, scherpe deel van het hoefijzer kracht zetten om...