(Eng.; to pin)
Het vangen van een relatief hoge kaart bij een tegenstander met een net iets hogere kaart terwijl de andere tegenstander een nog hogere kaart bezit.
Voorbeeld:Zuid mag in deze kleur geen enkele slag verliezen, terwijl hij uit het bieden en spelen kan afleiden dat oost een singleton heeft. Hij speelt daarom ♠V voor. Hij ‘pint’ daarmee ♠B van oost. Of west ♠V met de heer dekt of niet maakt geen verschil; hij krijgt geen slag.
Zie ook: intrasnit