Wat is de betekenis van pinken?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pinken

Het begrip pinken heeft 4 verschillende betekenissen: 1) flonkeren; knipperen. knipperen; flonkeren; flikkeren. Wordt in toepassing op sterren ook in Nederland gebruikt, maar komt in België in toepassing op allerlei lichtjes voor. 2) knipperen met de ogen. knipperen met de ogen; kort en snel de ogen open en dicht doen. ...

2024-04-29
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

pinken

Naam van scheepstype; vissersschip waarmee van de Middeleeuwen to t de lBe eeuw vanaf het Noordzeestrand in zee werd gevist; deze schepen waren vrij kort en breed en zwaar gebouwd.

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

pinken

met de ogen knipperen Vroeger ook al. Dagen, weken, voor hij het weer wilde spelen. Het spel dat zonder speelgoed kon: wie zwijgt het langst? Wie kan zijn lach inhouden als de andere stomme toten trekt? Wie pinkt het eerst, mekaar pal in de ogen kijkend? (Tom Lanoye, Boze tongen) Er drijft een dikke tabakswalm die alles omnevelt,...

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

pinken

(pinkte, gepinkt) de richtingsaanwijzers van een voertuig gebruiken.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

pinken

1. Van pers. (en dieren): met de ogen knippen, inz. bij fel licht e.d.; knipperen, knipogen. De kat likte haar snorrebaarden af, pinkte een tijdje naar de schemerlamp, sprong dan boven op de tafel en ging aan het potje melk drinken dat naast de filter Stond, BERKHOF 1962, 51. 2. Van pers.: met één oog knippen, als teken van verstandh...

2024-04-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Pinken

slaan (v. e. vink).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pinken

I. (pinkte, heeft gepinkt), 1. met de pink wegnemen: een traan uit het oog pinken; 2. elkaar aan de haakvormig gebogen pinken vasthouden (in kinderspelletjes); ook wel door grote mensen als zij tegelijk een zelfde gedachte uitspreken, dan mogen zij tevens een wens doen; 3. met de ogen knippen: hij pinkte met de wimpers; — inz....

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pinken

I. in de zegsw. bij de pinken zijn, bij de hand; vroeg bij de pinken zijn, vroeg op. II. pinkte, h. gepinkt (de pinken in elkaar slaan; met de pink wegnemen). III. zie p i n k e r e n. IV. pinkte, h. gepinkt (met de ogen knippen; flikkeren).

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pinken

('pinkən) (pinkte, heeft gepinkt) [msch. ~ pikken] I. 1. met de ogen knippen ; voor het scherpe licht. 2. door pinken een teken geven, lonken, wenken: naar, op, tegen iemand -. 3. flikkeren : een oogje -de van min; -de sterren; een -d oliepitje; een traan pinkte in haar oog. II als spel, de → pink (III 1) met een stok of plankje wegsla...