Wat is de betekenis van Piet / piet?

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Piet / piet

I. m. Pieten (uit Pieter: mansnaam): zegsw. ’t is een hele Piet, a) een hele m’nheer; b) iem., die veel weet, een kraan; de grote, hoge Pieten, de hoge heren; een stijve, een malle Piet; zwarte Piet, a) knecht van St.-Nicolaas, b) schoppenboer; z. z w a r t e p i e t e n; Piet Snot, z. ald.; dikke piet, a) zeker gebak b.v. hete melk met...