peren
1) (19e eeuw) (ww.) (inf.) stevig drinken, zuipen. Syn.: buizen*; keilebakken*; keilen*; likken*; meppen*; neuriebakken*; pimpelen*; 'm raken*; zuipen*. • Hij heeft goed gepëerd. Peren is éen term voor vèel sterken drank gebruiken. (A.E.B. Herroem : Bacchus, in Spreekwoordentaal. 1874) • Heel de middag bleef het clubje...